Honoré Vinck

Les débuts de l'œuvre africaine de Léopold II - Mémoire de l'A.R.S C by A. ROEYKENSReview by: E. BoelaertAequatoria, 18e Année, No. 3 (1955), pp. 117-118Published by: Honoré VinckStable URL: http://www.jstor.org/stable/25838486 .

Accessed: 15/06/2014 01:42

Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at .http://www.jstor.org/page/info/about/policies/terms.jsp

.JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide range ofcontent in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and facilitate new formsof scholarship. For more information about JSTOR, please contact support@jstor.org.

.

Honoré Vinck is collaborating with JSTOR to digitize, preserve and extend access to Aequatoria.

http://www.jstor.org

This content downloaded from 188.72.127.119 on Sun, 15 Jun 2014 01:42:22 AMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

- 117 ~

que Katanga, nom d'une contree, fut attache comme titre au chef de cette contree, ce

qui est bien la maniere des Africains. ? Wat eigenlijk de omgekeerde bewering is vmn

wat vooropgaat.

Op biz. 63 en volgende zoekt de schrijver de etymologie na van de plaatstteam

Katanga ; hij betoogt als volgt: Tanga = stuk stof dienend als ruilmiddel. Tanga betekent

ook rijkdom in geld. Nu Katanga is rijk aan koper. Dus is het niet onmogelijk dat

Katanga betekent: land rijk aan ruilwaarden. (?) Wanner een persoonsnaam uitgebreid wordt over de streek, waarover die persoon heerstt kan men de verklaring van die naam niet zoeken in de eigenschappen, eigen aan de streek, vermits deze maar oneigen

lijk aldus genoemd wordt.

Wil men de naamkunde in Afrika in veilige banen leiden, dan moeten archeolo

gen en geschiedschrijvers zorgen voor de nodige documenten en aan de linguisten de

verklaring van de namen overlaten. Anders loopt men gevaar dezelfde fout te begaan als de geschiedschrijvers G* Kurth en Arnold.

A. De Rop.

A. ROEYKENS, 0.M. Cap.: Les debuts de l'ceuvre africaine de Leopold II -

Memoire de I'A.R.S C. 1955, 447 pp., 450 fr.

De klasse der Morele en Politieke Wetenschappen van de koninklijke koloniale Aca^ demie opent met dit werk op sehitterende wijze een nieuwe reeks verhiindelingen, waarin de geschiedenis onzer kolonie wel een heel bijzondere plaats gaat bekleden.

Vanaf zijn verschijnen viel dit werk een ongewone bijval ten deel, die meer dan verdiend is. De verslaggever, O. Louwers, mocht er terecht van zeggen,: "L'auteur a fait oeuvre de pionnier.. . il a rassemble une masse de materiaux, prepare la voie a

d'autres, suggere des solutions, cuvert des discussions .. en un mot il force les historiens a refaire l'histoire des debuts de 1'oeuvre africaine de Leopold II .... II a reconstitue et 1'atmosphere de l'epoque et surtout la pensee du Souverain . . , Nul n'a, mieux que lui mis en relief la finesse, la perspicacite du travail, 1'aptitude diplomatique et la haute quality du genie politique de Leopold II",

Het werk, dat enkel bedoeld is als aanvulling en . .. verbetering ook van bescaande werken, leest als een roman en opent steeds nieuwe en onvermoede uitzichten, zodat de

meegesleepte lezer telkens opnieuw spijt krijgt dat de schrijver elders verschenen studies als

gekend veronderstelt of andere studies in 't verschiet stelt. Of de schrijver erin geslaagd zal zijn iedereen te overtuigen dat Leopold II reeds 1875-76

het Kongobekken uitgekozen had voor zijn toekomstig rijk, is te betwijfelen, maar wat hij? aan de hand van vele, tot nog toe ongepubliceerde documenten, weet te vertellen over de

Aardnjkskundige Conferentie van Brussel en h t ontstaan van het Comite d'etudes du Haut

Congo is bijzonder belangrijk, al zal misschien ook hier bij sommigen een zeker gevoel van onbehagen blijven bestaan over de diplomatieke wijze waarop geheime bedoelingen hier worden verdoezeld.

Met genoegen vond ik hier ook gegevens die enig licht werpen op het bestendig stre ven van de Koning naar partikuliere grondeigendom.

Het was zeker niet mogelijk een volledig standai rdwerk te schrijven over de genesis

This content downloaded from 188.72.127.119 on Sun, 15 Jun 2014 01:42:22 AMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions

- 118 -

van Kongo-Vrijstaat, nu men pas begonnen is de documenten te bestuderen en te publiceren. Maar dit eerkijke en heerlijke werk van P.Roeykens zal er zeker veel toe bijdragen om

verkeerde opvattingen recht te zetten en de volgende studies op juister banen te leiden.

E. Boelaert.

O N. II Etudes speciales sur la situation de l'enseignement dans les ter ritoires non autonomes New York 1954. VI. B. 1 - 150 pp.

Comme objectifs de l'enseignement dans les territoires non autonomes le chap. 1 nous donne: "

a ) Developper la conscience morale et civique et le sens de la responsabilite morale et ci

vique des populations et les mettre a meme de prendre une part grandissante de responsabi lite dans la conduite de leurs propres affaires ;

b ) Elever le niveau de vie des populations en les aidant a ameliorer leur productivity eco

nomique et leur etat de sante ; c ) Promouvoir le progres social des territoires, tout en tenant compte des valeurs cultu

relles fondamentales et des aspirations des populations interessees: d ) Assurer l'extension du developpement intellectuel des populations de maniere a leur

donner acces a tous les niveaux culturels "

.

Ces quelques lignes donnent le ton du livre, le ton onusien ou le bien commun se reduit

trop au niveau de vie materielle et a la politique d'autonomie. Comme chaque edition des O. N. U. ce livre est bourre de statistiques tres interessantes,

tres util-s et spuvent. . . insuffisantes pour laisser juger de la situation reelle. Mais le point le plus important, le plus dangereux a signaler me semble etre le glisse

ment graduel vers un etatisme de plus en plus accentue, qui se traduit en matiere d'enseigne ment a charger le Gouvernement de tout l'enseignement. Non seulement le livre constate, sur tout depuis 1950, une tendance generale vers un systeme scolaire unifie, vers un systeme scolaire national ( p. 97 ) , mais il trouve que ? l'enseignement obligatoire est dans une grande mesure lie au principe selon lequel l'enseignement est une responsabilite de l'Etat ? (p. 18 ).

II est vrai que les auteurs maiatiennent comme principe le plus important en la matie re ? celui de i'egalite des possibilites pour tous les groupes raciaux, religieux et culturels de la population ? ( p. 2 ), mais la question fondamentale en la matiere, comment obtenir et

garantir cette egalite, est evitee comme la peste.

Cette lacune fondamentale donne aux etudes un irrealisme d'autant plus dangereux que la solution etatiste perce un peu partout, solution qui consiste a reconnaitre en theone tous les droits des groupes raciaux, confessionnels, culturels et linguistiques et a les meconnaitre autant que possible en pratique.

? Dans les societes coloniales, avouent-ils, la collectivite nationale n existe p? s en tant

qu'entite culturelle et sociale ? ( p. 81 ), mais toutes les faveurs des auteurs semblent a Her a ? une politique dont le but est de susciter et de mobiliser les forces sociales de la societe en

formation et de les employer a la reconstruction sociale et a la reorganisation culturelle ? (p. 81). Comme si toutes les forces que les Gouvernements creent, dans les colonies comme dans les

metropoles, n etaient pas deja assez centripetes et done destructrices de toute difference autre

que celle du nombre civique.

This content downloaded from 188.72.127.119 on Sun, 15 Jun 2014 01:42:22 AMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions